Vrije advocaatkeuze

Afwijkend gebruik van het gehuurde

Uitspraak Rechtbank Rotterdam 9 april 2020

Het gebruik van het gehuurde is gewijzigd van bemiddelingsburau, naar belhuis naar smartshop. Verhuurder zegt de huurovereenkomst op wegens noodzakelijk funderingsherstel. Huurder stemt hier niet mee in en meent dat er sprake is van een winkelruimte en dat de opzegging om die reden niet rechtsgeldig is.

Contractuele bestemming gehuurde

In artikel 5 van de huurovereenkomst is over de bestemming van het gehuurde het volgende bepaald:

“5.1 De huurder is verplicht het gehuurde te gebruiken als bemiddelingsbureau huur-, verhuur, koop en verkoop van appartementen en particuliere huizen en dient het gehuurde als zodanig in te richten en ingericht te houden.

Het is huurder verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verhuurder aan het gehuurde een andere bestemming te geven of de inrichting of gedaante daarvan geheel of gedeeltelijke te veranderen.”

Feitelijk afwijkend gebruik en stilzwijgende aanvaarding verhuurder

Huurder stelt zich op het standpunt dat de onderhavige huurovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, omdat het gehuurde moet worden aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak als bedoeld in artikel 7:290 BW. Op het moment van indeplaatsstelling was de bestemming van het gehuurde reeds gewijzigd naar ‘belhuis’. Een belhuis is een voor het publiek toegankelijk lokaal waar diensten worden verleend en consumptieartikelen worden verkocht.

verhuurder meent dat het gehuurde moet worden aangemerkt als een bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW. Een belhuis is geen 290-ruimte, althans niet in de periode tussen 2001-2005. De hoofdactiviteit in die periode bestond uit het telefoneren tegen betaling. Dit blijkt ook uit het uittreksel Kamer van Koophandel van 14 oktober 2004, waarin als bedrijfsomschrijving ‘belhuis, detailhandel in tabakswaren en snoep’ staat vermeld. Voor zover het gehuurde op den duur wel in overwegende mate is gebruikt als kleinhandelsbedrijf in de zin van artikel 7:290 BW, dan geldt dat verhuurder niet (schriftelijk) heeft ingestemd met een bestemmingswijziging. Dat de beheerder in haar opzeggingsbrief de wettelijke opzegtermijn van 7:293 lid 2 BW in acht genomen heeft en een reden van opzegging in de brief heeft vermeld, kan niet aan verhuurder worden tegengeworpen en brengt ook niet mee dat sprake is van instemming met een bestemmingswijziging naar een 290-ruimte.

Beoordeling kantonrechter

Huurder stelt dat na 2005 het assortiment artikelen die door hem werden verkocht is uitgebreid waardoor het gehuurde inmiddels een ‘smartshop’ is. Het enkele feit dat verhuurster nimmer heeft geprotesteerd tegen het gebruik van het gehuurde als een 290-bedrijfsruimte is onvoldoende om ervan uit te gaan dat zij stilzwijgend heeft ingestemd met een bestemmingswijziging c.q. ‘verkleuring’ van het huurregime. Uitgangspunt is dat er na 2005 geen wijziging van de bestemming of verkleuring van het huurregime heeft plaatsgevonden. Onderzocht wordt of het gehuurde in 2005, gelet op de inrichting en de feitelijke uitvoering, in overwegende mate als een 290-bedrijfsruimte werd gebruikt. Een zaak waar de klant kan telefoneren en internetten is in beginsel geen 7:290 BW-bedrijf. Aannemelijk is dat het gehuurde in 2005 nog in overwegende mate werd gebruikt als een zaak waar de klant kan telefoneren. En gelet op de foto’s van Street View in oktober 2008 komt het gehuurde in hoofdzaak over als een plaats waar men kan telefoneren. Op de huurovereenkomst is art. 7:230a BW van toepassing. Met de opzegging van verhuurster is rechtsgeldig een einde gekomen aan de huurovereenkomst, waardoor huurder ontvankelijk is in zijn verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn.

 

Heeft u vragen over het gebruik van het gehuurde en eventuele strijd met de contractuele bestemming, neem dan contact met mij op.