Tag Archief van: huurverhoging

Vanaf 1 juli 2024 geldt een 2-jaars verjaringstermijn voor vorderingen huurprijsverhoging bij woonruimte

Met ingang van 1 juli 2024 geldt een nieuwe verjaringstermijn voor huurverhogingen bij woonruimte van 2 jaar

Op dit moment kan een verhuurder vergeten door te voeren huurprijsverhogingen gewoon achteraf vorderen, in verband met de verjaringstermijn ex art. 3:307 BW echter tot maximaal vijf jaar terug. Deze termijn wordt met de wet “Verlenging, wijziging en handhaving van de maximering en verkorting van de verjaringstermijn voor huurverhogingen” verkort naar 2 jaar. Onveranderd blijft dat de huurprijs – ondanks een of meerdere verjaarde huurverhogingen – wel mag worden ‘doorgeïndexeerd’ tot het actuele huurprijsniveau.

Op grond van de wet wordt de verhuurder ook verplicht om de huurder jaarlijks in kennis te stellen van de huurprijsverhoging. In het geval de verhuurder de huurder niet informeert over de huurprijsverhoging, dan wordt de verjaringstermijn verder ingekort naar één jaar!

Let op: De verjaringstermijn ziet alleen op de verhoging, ten aanzien van de huurprijs blijft de geldende verjaringstermijn van 5 jaar gelden.

Overgangsrecht

De nieuwe verjaringstermijn wordt op  1 juli 2024 van kracht, maar niet direct voor reeds bestaande vorderingen. Voor vorderingen uit het verleden geldt een overgangstermijn van 1 jaar voor de invoering van de nieuwe verjaringstermijn. Dit houdt in dat u gedurende een jaar na het van kracht worden van de nieuwe verkorte verjaringstermijn de tijd heeft om de verjaring van de in het verleden (tot maximaal 5 jaar terug) niet geïncasseerde huurverhogingen alsnog stuiten. Door die stuiting wordt de verjaring met één jaar uitgesteld. Binnen die termijn dient een procedure te worden gestart of opnieuw stuiten.

Verrekening met een verjaarde vordering blijft mogelijk

Indien een vordering is verjaard kan deze nog wel worden verrekend met een vordering die huurder heeft op verhuurder, bijvoorbeeld met de waarborgsom.

 

Heeft u naar aanleiding van deze wetswijziging vragen, neem dan gerust contact met mij op.

Huurprijsverhoging woonruimte oneerlijk en onverschuldigd?

In de meeste huurovereenkomsten, waaronder het veel gebruikte ROZ (Raad voor Onroerende Zaken) model huurovereenkomst voor woonruimte, staat een huurprijsverhogingsbeding met de volgende formule: ConsumentenPrijsIndex (CPI)+ opslag (een vrij te bepalen percentage) bijvoorbeeld 5%.

Jarenlang stond het partijen vrij om de hoogte van deze huurprijsverhoging (althans de opslag boven het CPI) voor woningen in de vrije sector zelf te bepalen. Sinds mei 2021 geldt ook voor verhuurde woonruimte in de vrije sector op grond van overheidsbeleid een tijdelijke maximering (voor de duur van 3 jaar, dus tot 1 mei 2024). Met ingang van 1 januari 2024 heeft de regering opnieuw een maximering afgekondigd: inflatie 4,5%+1%=5,5%.

Sinds april 2023 zijn deze huurverhogingsbedingen voorgelegd aan de rechter, die deze bedingen in de vrije sector (ambtshalve) heeft getoetst aan de Europese Richtlijn93/13/EEG terzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Een aantal keer is geoordeeld dat deze huurverhogingsbedingen oneerlijk zijn in de zin van de richtlijn en op die grond vernietigd, bijvoorbeeld in deze uitspraak door de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. Wat houdt dat in ‘vernietigd’?

Indien een huurverhogingsclausule uit een huurovereenkomst wordt vernietigd, dan betekent dit dat de huurprijsverhoging (mogelijk jarenlang) ten onrechte in rekening is gebracht. De huurder heeft deze huurprijsverhogingen in dat geval ten onrechte betaald en kan deze terugvorderen. Ook bestaat er geen mogelijkheid meer om de huurprijs in de toekomst nog te verhogen, het beding in de huurovereenkomst is immers vernietigd.

Of deze recente lijn in de rechtspraak- er zijn overigens ook kantonrechters die anders oordelen- terecht is staat nog niet vast. Aan de Hoge Raad zijn over dit onderwerp door de rechtbank op 5 oktober 2023  onderstaande zogenaamde ‘prejudiciële’ vragen gesteld:

  1. Indien een indexeringsbeding deels voorziet in een verhoging op grond van de wettelijke regeling en deels in een extra huurverhoging die als oneerlijk is aan te merken, moet dit beding dan in zijn geheel worden vernietigd of alleen het deel dat als oneerlijk is aan te merken?
  2. Indien een indexeringsclausule als oneerlijk is aan te merken, vervalt dan de verschuldigdheid van iedere verhoging vanaf aanvang van de huurovereenkomst (en ontstaat daarmee een terugbetalingsverplichting van de verhuurder) en voor de toekomst?
  3. Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord, dient de rechter dan ambtshalve na te gaan wat er vanaf het begin van de huurovereenkomst is betaald en dat bedrag verrekenen met een eventuele huurachterstand?
  4. Kan de verhuurder zich beroepen op verjaring wanneer de huurder de teveel betaalde huur terugvordert? En zo ja, wanneer vangt de verjaringstermijn aan?
  5. Kan er op basis van een andere grond een beperking worden gesteld aan de periode waarover de huurder de ten onrechte betaalde huurverhoging kan terugvorderen?

De antwoorden van de Hoge Raad laten nog even op zich wachten, de gemiddelde behandeltijd bedraagt 26 weken.

Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen, neem dan contact met mij op.