Tag Archief van: erfdienstbaarheid

Column Goede Zaken 14 december 2021: Over erfdienstbaarheden, kettingbedingen en andere afspraken

Een erfdienstbaarheid is het recht om gebruik te maken van een stuk grond (perceel), waarvan u zelf niet de eigenaar bent. De meest bekende erfdienstbaarheid is het recht van overpad, waarbij u over (een deel) van het perceel van een ander mag lopen of andersom.  Andere erfdienstbaarheden zijn een recht op uitzicht, recht van weg en een recht van goot. Een erfdienstbaarheid ontstaat door vestiging bij notariële akte en door verjaring.

Een erfdienstbaarheid is niet gekoppeld aan één of meer specifieke personen, maar aan de grond. Met de verkoop van uw grond gaat de erfdienstbaarheid – bijvoorbeeld het recht van uw buurman om over uw grond te lopen – over op de nieuwe eigenaar. Dit gaat automatisch, dus het verzwijgen van de erfdienstbaarheid in de koopovereenkomst heeft niet tot gevolg dat die daarmee ophoudt te bestaan.

Erfdienstbaarheden zien op niet-actieve verplichtingen (een niet-doen of een dulden). Voor andere afspraken, bijvoorbeeld de afspraak dat uw buurman iedere week het gras in uw tuin maait, is een erfdienstbaarheid ongeschikt. In dat geval kunt u een zogenaamd kettingbeding overeenkomen. Dat is een afspraak tussen twee partijen, waarbij de ene partij (uw buurman) verplicht wordt, op straffe van verbeurte van een boete aan u, de verplichting om wekelijks uw gras te maaien aan de opvolgende partij (de rechtsopvolger van uw buurman) op te leggen. Bij een kettingbeding gaat de overeengekomen afspraak bij overdacht van het perceel waarop de verplichting rust dus niet automatisch over op de nieuwe eigenaar. Wanneer uw buurman bij verkoop de gemaakte afspraak niet oplegt aan de opvolgende eigenaar, gaat de verplichting daarmee teniet. In dat geval kunt u uitsluitend aanspraak maken op de boete.

Het is niet altijd wenselijk dat bepaalde afspraken bij verkoop overgaan op opvolgende eigenaren, bijvoorbeeld omdat dergelijke verplichtingen een waardeverminderend effect kunnen hebben op het perceel.  In dat geval kunnen partijen ‘gewone’ persoonlijke afspraken maken, die uitsluitend gelden tussen de contractspartijen.

Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen? Neem dan contact met mij op!

Fleur Groos
www.groosadvocatuur.nl

 

 

 

De breedte van een recht van overpad

De rechtbank Noord-Holland heeft in 2020 een uitspraak gedaan in een zaak over een recht van overpad. Centraal stond de vraag wat de inhoud van de gevestigde erfdienstbaarheid was en of het gevestigde recht onbelemmerd kon worden uitgeoefend.

De zaak

Ten gunste van het perceel van als lijdend erf, en ten laste van het perceel als dienend erf, is een erfdienstbaarheid van overpad gevestigd die het mogelijk maakt dat eiseres via het pad haar achtertuin kan bereiken. Ook ten behoeve van vier andere aan het pad grenzende percelen is een erfdienstbaarheid gevestigd. De erfdienstbaarheid is in een akte uit 1976 als volgt beschreven:

(…) de erfdienstbaarheid van overpad, waaronder begrepen de overgang met een rijwiel, een motorrijwiel, een bromfiets, een kruiwagen, en andere vervoermiddelen van geringe omvang aan de hand voortbewogen naar en van de [straat] over de thans daarvoor bestemde strook grond. (…)’

Het geschil

Tussen partijen is in geschil wat de hierboven geciteerde erfdienstbaarheid inhoudt en of eiseres deze op de door haar gewenste wijze kan uitoefenen.

Beoordeling rechter

De inhoud en de wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid worden bepaald aan de hand van de akte waarmee de erfdienstbaarheid is gevestigd of, als de akte dienaangaande niets vermeld, door de plaatselijke gewoonte. In de akte waarmee ten behoeve van het perceel van eiseres als heersend erf een erfdienstbaarheid is gevestigd, is opgenomen dat eiseres via het perceel van gedaagde met een vervoermiddel van geringe omvang aan de hand vanuit haar achtertuin naar de openbare weg mag gaan en andersom. Hieruit volgt dat sprake moet zijn van een vrije doorgang over het pad die voldoende breed is om met bijvoorbeeld een fiets aan de hand te passeren.

Uit de tekst van de akte volgt echter niet dat eiseres in de toekomst met een scootmobiel van het pad gebruik moet kunnen maken, zoals zij stelt. Dat dit door de plaatselijke gewoonte wordt bepaald, is evenmin gebleken. Anders dan eiseres betoogt, brengt de omstandigheid dat een erfdienstbaarheid van overpad is gevestigd ook niet met zich dat gedaagde gehouden zijn om het gehele pad over de volle breedte vrij te houden. Het pad is eigendom van gedaagde en zolang er voldoende ruimte overblijft om daar met een vervoermiddel aan de hand over te gaan, mogen gedaagde het pad naar eigen inzicht inrichten. Dat de voorgangers van gedaagde voorheen kennelijk geen goederen op het pad plaatsten, doet daar niet aan af.

Gedaagden hebben in 2019 op het pad een schuur geplaatst die de doorgang ter hoogte van die schuur aanzienlijk heeft versmald. Eiseres stelt dat de doorgang te smal is en dat het voor haar sinds de schuur er staat niet meer mogelijk is om op een normale manier met een vervoermiddel aan de hand, in haar geval een fiets met gevulde fietstassen, haar achtertuin te bereiken. Gedaagden betwisten dit en voeren aan dat de doorgang op het smalste punt 95cm breed is en dit nog altijd voldoende ruimte biedt voor eiseresom met de fiets aan de hand te passeren. Gedaagden hebben er voorts op gewezen dat de tuinpoort die toegang geeft tot de achtertuin van eiseres slechts 85cm breed is en het pad derhalve, ook op het smalste punt, nog altijd breder is dan de toegang tot de achtertuin.

Mede gelet op het gemotiveerde verweer van gedaagden had het op de weg van eiseres gelegen om haar stelling dat de doorgang naast de schuur te smal is nader te onderbouwen. Nu niet is gebleken dat de schuur en/of andere obstakels aan een normale uitoefening van de erfdienstbaarheid in de weg staan, zullen de vorderingen onder I en II worden afgewezen.

 

Heeft u vragen over de inhoud en /of de wijze van uitoefening van een erfdienstbaarheid, neem dan contact met mij op.